ECLI:NL:CRVB:2022:1895

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
21/3476 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA met intrekking en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een WIA-uitkering en de appellant heeft op 18 maart 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar ontvangen van het Uwv, waarin volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. Op 22 april 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze verzoeken.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de intrekking van het hoger beroep omdat het Uwv aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 1.518,- voor de procedure in eerste aanleg en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-. Appellant kan zich voor de vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

De uitspraak is gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, in aanwezigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022. De uitspraak is een gevolg van de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de kostenveroordeling bij intrekking van het beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 augustus 2022
21/3476 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 augustus 2021, 20/7319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.W. van de Wege, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 18 maart 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 22 april 2022 heeft mr. van de Wege namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 23 juni 2022 laten weten geen bezwaar te hebben tegen een proceskostenvergoeding zoals verzocht namens appellant.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 maart 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding
€ 2.277,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ