ECLI:NL:CRVB:2022:1899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Car, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 22/811 WW. De procedure betreft een geschil over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, dat niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De gemachtigde van appellant is op 18 maart 2022 schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en is verzocht dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief te betalen. Op 19 april 2022 is appellant opnieuw gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat het bedrag binnen vier weken na deze datum moest zijn bijgeschreven. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Gezien het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, heeft de Raad besloten het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.