ECLI:NL:CRVB:2022:1902

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
20/2816 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van een aanvraag om bijstand wegens ontbrekende gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aanvraag om bijstand van appellant, die buiten behandeling is gesteld door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De reden voor deze buitenbehandeling was dat appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd, waaronder bankafschriften en informatie over zijn verblijfplaatsen. Appellant had op een verzoek van het college van 19 juli 2019 om aanvullende informatie niet gereageerd, noch had hij om uitstel gevraagd.

De Centrale Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor een goede beoordeling van de aanvraag. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid moet geven om de aanvraag aan te vullen, maar dat appellant in dit geval niet had gereageerd op het verzoek. Appellant voerde aan dat het college op de hoogte was van zijn dakloosheid en dat dit voldoende zou moeten zijn voor het vaststellen van zijn recht op bijstand. De Raad verwierp deze stelling, omdat de financiële situatie van de aanvrager cruciaal is voor de beoordeling van de aanvraag.

De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om een tweede hersteltermijn te bieden en dat de informatie die appellant in hoger beroep had ingediend, niet meer relevant was gezien de tijdsverloop. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

20.2816 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 juni 2020, 20/249 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 16 augustus 2022
Zitting heeft: A.M. Overbeeke, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: B. Beerens
Ter zitting is appellant verschenen, bijgestaan door mr. J.G. Wattilete, advocaat. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand omdat appellant niet de bij brief van 19 juli 2019 gevraagde gegevens heeft overgelegd. De ontbrekende gegevens betreffen onder meer bankafschriften en gegevens van de adressen waar appellant verblijft, inclusief de naam van de hoofdbewoner.
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Van een onvolledige aanvraag is onder andere sprake indien de aanvrager onvoldoende gegevens of bescheiden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Het gaat daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Niet in geschil is dat appellant helemaal niet heeft gereageerd op het verzoek van het college van 19 juli 2019. Appellant heeft niet voor afloop van de termijn op 2 augustus 2019 – en ook daarna niet – kenbaar gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was om de gevraagde gegevens te verstrekken of om uitstel verzocht.
Appellant heeft aangevoerd dat het college bekend was met zijn situatie als dakloze waardoor het recht op bijstand, ook zonder de gevraagde informatie, toch kon worden vastgesteld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is zijn financiële situatie een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. Dit geldt ook voor gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats. Ook van iemand die dak- en thuisloos is kan worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats(en).
Anders dan door appellant aangevoerd, had het college hem ook geen tweede hersteltermijn hoeven te bieden. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb biedt hiervoor geen grondslag. Ook uit het beleid van het college kan dit niet worden afgeleid. In de brief van 19 juli 2019 heeft het college voldoende duidelijk en specifiek vermeld welke gegevens appellant nog moest overleggen en wat de gevolgen zouden zijn als hij dit niet tijdig zou doen. Aan de pas in hoger beroep ingeleverde lijst met de verblijfplaatsen van appellant – daargelaten nog dat die na zo’n lange tijd niet meer controleerbaar zijn – komt in dit geval geen betekenis meer toe.
Het college was dan ook bevoegd de aanvraag van appellant buiten behandeling te stellen. Wat appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. Beerens (getekend) A.M. Overbeeke