ECLI:NL:CRVB:2022:1932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/1833 WSFBSF. De kern van de zaak betreft de niet-tijdige betaling van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschuldigd is bij het indienen van een beroepschrift. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 134,- tijdig te betalen. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder aangetekende brieven, heeft appellante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat er op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en appellante kan binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.