Uitspraak
20 4254 WIA
PROCESVERLOOP
P.J.L.A. Coenen.
OVERWEGINGEN
17 december 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%.
WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 26 september 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen een FML van 2 september 2019 en rapporten van 29 augustus 2019 van een arts bezwaar en beroep en van 25 september 2019 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
15 december 2011 van de behandelend kinderneurochirurg, van 12 december 2011 van de behandelend pijnspecialist, van 30 maart 2012 en 16 mei 2012 van de Helios kliniek uit Krefeld, een verslag van een MRI-scan van 1 juli 2019 van de cervicale wervels en van
16 mei 2019 en 23 december 2020 van de behandelende arts-assistenten oogheelkunde overgelegd. Kort voor de zitting van 13 april 2022 heeft appellante nadere medische informatie uit 2022 van de Helios kliniek ingezonden.
1 juli 2019 enkele maanden na de datum in geding is verricht, heeft de arts bezwaar en beroep de bevindingen van die MRI meer bepalend geacht voor het opstellen van functionele mogelijkheden/beperkingen, dan de MRI van 19 januari 2022 en daarmee van ongeveer twee en halfjaar na de datum in geding. De bevindingen en conclusies van de arts-assistenten oogheelkunde en de ingezette behandeling geven geen reden om appellante in verband met haar oogklachten meer beperkt te achten dan al in de FML aangenomen is. De contacten met deze arts-assistenten waren een reguliere controle na de operatie cataractextractie en implantaat lens en bij beide controles werden geen noemenswaardige oogafwijkingen gezien. Er is geen twijfel aan de inzichtelijk gemotiveerde standpunten van de arts bezwaar en beroep.