ECLI:NL:CRVB:2022:1944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsvermogen en Wajong-uitkering na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1989, sinds 10 augustus 2011 een Wajong-uitkering ontvangen vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% als gevolg van een auto-immuunziekte. In 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante niet-duurzaam geen arbeidsvermogen had. Na een melding van verslechtering van haar gezondheid in 2019, heeft het Uwv een herbeoordeling uitgevoerd en geconcludeerd dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot een bestreden besluit op 20 februari 2020. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv heeft gevolgd. De Raad oordeelt dat appellante beschikt over arbeidsvermogen, omdat zij in staat is om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie en over basale werknemersvaardigheden beschikt. De Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft deze verworpen. De Raad bevestigt dat de Wajong-uitkering van appellante terecht ongewijzigd is gebleven, omdat zij niet voldoet aan de criteria voor volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met A.M.M. Chevalier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 september 2022.