ECLI:NL:CRVB:2022:1946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WAO-uitkering na herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had op 10 februari 2020 een herhaalde aanvraag ingediend, maar het Uwv weigerde deze aanvraag bij besluit van 5 maart 2020, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het eerdere besluit van 15 september 2006 terug te komen. De Raad had eerder in een uitspraak van 8 juni 2012 geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij binnen een verzekerde periode arbeidsongeschikt was geworden en dat hij niet 52 weken aaneengesloten arbeidsongeschikt was geweest.
De appellant heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat hij in Nederland heeft gewerkt en ziek is geworden, maar de Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe gegevens had overgelegd die zijn stelling onderbouwden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat het Uwv de aanvraag van de appellant terecht had afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad oordeelde dat de besluitvorming van het Uwv niet evident onredelijk was en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een WAO-uitkering.