ECLI:NL:CRVB:2022:1976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de berekening van het dagloon en de toekenning van een WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had geweigerd om de WIA-uitkering toe te kennen, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van de gegevens in de polisadministratie, en dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. De Raad heeft het verzoek van de appellant om vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het Uwv van 11 oktober 2018 vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 1 december 2021 ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de gegevens in de polisadministratie en de verplichting van de appellant om onjuistheden aan te tonen. De Raad heeft ook de deskundige M. van Beem geraadpleegd, die heeft gerapporteerd over de beperkingen van de appellant. De uiteindelijke beslissing van de Raad houdt in dat de appellant recht heeft op een loonaanvullingsuitkering op grond van de WIA, maar dat het dagloon correct is vastgesteld.