ECLI:NL:CRVB:2022:2005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van ZW-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als secretaresse heeft gewerkt, had zich in 2000 ziekgemeld en was in 2001 hersteld verklaard door het UWV. In 2019 verzocht zij om herziening van het besluit van 2001, maar het UWV wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de hersteldverklaring onjuist zouden maken. De rechtbank bevestigde deze afwijzing.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat er wel degelijk nieuwe feiten waren, waaronder medische informatie die niet eerder was ingediend. De Raad oordeelde echter dat de door appellante ingebrachte stukken geen objectieve medische feiten bevatten die de eerdere besluiten zouden ondermijnen. De Raad benadrukte dat de beoordeling van het UWV zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere besluiten. De beroepsgrond van appellante dat het onderzoek niet aan de zorgvuldigheidseisen voldeed, werd verworpen, omdat de zaak enkel betrekking had op de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.