Uitspraak
20 4046 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
Op 24 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker, die een herziening vroeg van een eerdere uitspraak over zijn aanvraag voor een invaliditeitsuitkering. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), maar deze was niet in behandeling genomen omdat hij de benodigde gegevens niet tijdig had ingediend. Het Uwv had zijn bezwaar tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtsgang waarbij de rechtbank Amsterdam en de Raad betrokken waren. De Raad had eerder het hoger beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard en ook een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak afgewezen, omdat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid was aangetoond.
In zijn verzoek om herziening, ingediend op 17 augustus 2020, stelde verzoeker dat hij de afwijzing van zijn invaliditeitsuitkering niet accepteerde en vroeg hij om zijn zaak opnieuw te bestuderen. De Raad heeft dit verzoek opgevat als een nieuw verzoek om herziening van de uitspraak van 24 oktober 2017. De Raad oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, zoals vereist onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van eerdere uitspraken.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen, omdat verzoeker geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere niet-ontvankelijkheid van zijn verzet tegen de uitspraak van 23 december 2016 konden onderbouwen. De beslissing is genomen door M. Schoneveld, met A.M.M. Chevalier als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.