ECLI:NL:CRVB:2022:2044
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich op 2 januari 2019 ziekmeldde, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering en de weigering van zijn WIA-uitkering. Het Uwv had het bezwaar tegen de beëindiging van de ZW-uitkering niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing en verklaarde het beroep ongegrond. De appellant voerde aan dat de telefoonnotities van zijn gesprekken met het Uwv als bezwaarschrift moesten worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat deze notities niet voldeden aan de eisen voor een schriftelijk bezwaar. De Raad onderschreef dit oordeel en oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Daarnaast werd vastgesteld dat de appellant niet voldeed aan de wachttijd van 104 weken voor de WIA-uitkering, omdat zijn ZW-uitkering al per 1 maart 2020 was beëindigd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.