ECLI:NL:CRVB:2022:2135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van in rechte vaststaande besluiten inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die haar beroep ongegrond had verklaard. Appellante had verzocht om terug te komen van eerder in rechte vaststaande besluiten van het Uwv, die haar WIA-uitkering hadden afgewezen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere besluiten. De Raad stelt vast dat de besluiten van 8 juni 2017 en 30 juni 2017 in rechte vaststaan en dat het Uwv op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Appellante had aangevoerd dat zij niet gehoord was in bezwaar, maar de Raad oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot een andere uitkomst, omdat appellante in beroep en hoger beroep alsnog de gelegenheid heeft gehad om haar standpunten mondeling toe te lichten. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.036,- bedragen, inclusief griffierechten.