ECLI:NL:CRVB:2022:2196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op basis van ANW wegens gebrek aan verzekering op het moment van overlijden
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Haar echtgenoot, geboren in 1936, had in Nederland gewoond en gewerkt, maar was op 1 mei 2003 in Marokko overleden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag in 2017 afgewezen, omdat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Het bezwaar tegen deze beslissing werd in 2020 ongegrond verklaard door de Svb.
De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak op 17 september 2021 het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de argumenten van beide partijen herhaald gehoord. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het feit dat de echtgenoot van appellante recht had op een AOW-ouderdomspensioen, niet betekent dat appellante recht heeft op een ANW-nabestaandenuitkering. De bepalende factor is dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, noch onder de Marokkaanse wetgeving.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier L.C. van Bentum, en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2022. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.