ECLI:NL:CRVB:2022:2252
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/3388 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Dijke, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2020. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 23 maart 2022 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Hierdoor heeft de appellant op 26 april 2022 het hoger beroep ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de proceskostenveroordeling aan de orde gesteld. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.841,- bedragen. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.082,- voor de kosten in bezwaar en € 759,- voor de kosten in hoger beroep. Daarnaast is het verzoek van de appellant om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft verwezen naar een eerdere uitspraak voor de wijze waarop de rente dient te worden berekend.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de proceskostenveroordeling en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedures. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor vergoeding van de gemaakte kosten in beroep, omdat de appellant zelf het beroep had ingesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.