ECLI:NL:CRVB:2022:2253
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. I. Lamou, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2021. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WIA. Op 13 april 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 20 april 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 19 oktober 2022 geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.277,-, bestaande uit kosten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting in beroep en hoger beroep. De Raad heeft tevens bepaald dat appellante zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De beslissing benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om proceskosten te vorderen wanneer het bestuursorgaan aan hun bezwaren tegemoetkomt, en verduidelijkt de procedurele aspecten van het intrekken van hoger beroep.