ECLI:NL:CRVB:2022:2255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 22 april 2021 een uitspraak gedaan in een zaak betreffende de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 3 januari 2019. Op 22 juni 2022 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een nieuw besluit genomen, waarbij aan appellante per 6 januari 2022 een IVA-uitkering is toegekend. Namens appellante heeft mr. Bronsveld op 8 juli 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzoek om proceskostenveroordeling moet worden afgewezen. De Raad overweegt dat het Uwv niet aan appellante tegemoet is gekomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de beslissing van 22 juni 2022 betrekking heeft op een andere datum dan de aangevallen uitspraak. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.