ECLI:NL:CRVB:2022:2256

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
19/2393 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/2393 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Nieuwenhuis, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Tijdens de zitting op 27 oktober 2020 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote en zijn gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door H. ten Brinke via een Skype-verbinding. Na heropening van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, heeft het Uwv op 26 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.

Op 15 maart 2022 heeft mr. Nieuwenhuis namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar al heeft vergoed en dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, de Raad heeft het Uwv wel veroordeeld in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 4.174,50, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 oktober 2022
19/2393 en 19/2394 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 april 2019, 18/1963 en 19/4 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.J.F. Nieuwenhuis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Appellant is verschenen,
bijgestaan door zijn echtgenote [naam echtgenote] en door zijn gemachtigde mr. W.J.F. Nieuwenhuis.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door H. ten Brinke via een Skype-verbinding.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Deze heeft op
28 december 2021 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 26 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 15 maart 2022 heeft mr. Nieuwenhuis namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft met een brief van 7 juni 2022 laten weten zich te kunnen vinden in een
proceskostenvergoeding overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek
ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a. eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking
van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het
beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij
afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden
veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van
overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde
beslissing op bezwaar van 26 januari 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is
tegemoetgekomen.
Uit de gewijzigde beslissing op bezwaar blijkt dat het Uwv de kosten voor verleende
rechtsbijstand in bezwaar al heeft vergoed. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding
in aanmerking.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de
Behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 2.277,- in beroep (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het
verschijnen ter zitting) en €1.897,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het
hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0.5 punt voor de zienswijze na
verslag deskundigenonderzoek). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 4.174,50.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv
Wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.174,50.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ