ECLI:NL:CRVB:2022:2256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 19/2393 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Nieuwenhuis, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Tijdens de zitting op 27 oktober 2020 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote en zijn gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door H. ten Brinke via een Skype-verbinding. Na heropening van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, heeft het Uwv op 26 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.
Op 15 maart 2022 heeft mr. Nieuwenhuis namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar al heeft vergoed en dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Echter, de Raad heeft het Uwv wel veroordeeld in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 4.174,50, bestaande uit kosten in beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.