ECLI:NL:CRVB:2022:2355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ZW-uitkering en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had zich ziek gemeld met nek- en rugklachten na een verkeersongeval en ontving aanvankelijk een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde echter de uitkering omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen niet juist zijn ingeschat en dat de voorbeeldfuncties niet geschikt zijn. Hij heeft medische informatie ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was verricht en dat er geen medische argumenten waren om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen reden was om aan de uitkomst te twijfelen. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.