ECLI:NL:CRVB:2022:2361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag om bijstand en medewerkingsverplichting met betrekking tot Kimliknummers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug het recht op bijstand van appellanten heeft ingetrokken. Appellanten hebben geweigerd hun Turkse identiteitsnummers, de Kimliknummers, te overleggen, wat volgens het dagelijks bestuur een schending van hun medewerkingsverplichting oplevert. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellanten sinds 21 juni 2010 bijstand ontvingen, maar dat hun recht op bijstand is ingetrokken omdat zij hun inlichtingenplicht hebben geschonden door niet te melden dat zij over vermogen in het buitenland beschikten.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek van het dagelijks bestuur naar het vermogen van appellanten onrechtmatig was, maar dat dit niet betekent dat het dagelijks bestuur geen recht had om de Kimliknummers te verlangen bij de aanvraag om bijstand. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur op basis van zijn onderzoeksplicht en -bevoegdheden gerechtigd was om de Kimliknummers te vragen, vooral omdat appellanten eerder al hadden geweigerd deze informatie te verstrekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellanten niet hebben voldaan aan hun medewerkingsverplichting ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet (PW).