ECLI:NL:CRVB:2022:2366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van studiefinanciering na frauduleuze aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugbetalingsverplichting van appellante in verband met studiefinanciering die zij heeft ontvangen in de vorm van een lening, collegegeldkrediet en reisvoorziening. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aan appellante meegedeeld welk bedrag zij maandelijks moet terugbetalen na de constatering dat de studiefinanciering ten onrechte was toegekend.
De minister had op 16 februari 2019 studiefinanciering aan appellante toegekend, maar heeft deze later, op 22 april 2019, alsnog afgewezen en de betaalde bedragen teruggevorderd. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de aanvraag voor studiefinanciering op naam van appellante was ingediend, en dat zij onvoldoende maatregelen had getroffen om fraude met haar DigiD te voorkomen. Appellante heeft pas een jaar na het incident aangifte gedaan bij de politie, wat haar positie niet versterkt.
In hoger beroep heeft appellante de gronden herhaald, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank de argumenten van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom de terugbetalingsverplichting blijft bestaan. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.