ECLI:NL:CRVB:2022:2401
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ingangsdatum loskoppeling studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante had in 2019 een verzoek ingediend om loskoppeling van de aanvullende beurs van het inkomen van haar vader, omdat zij al sinds haar twaalfde geen contact meer met hem had. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had dit verzoek toegewezen met ingang van 1 november 2017, maar appellante was het niet eens met deze ingangsdatum en had bezwaar gemaakt. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat de wet slechts maximaal twee jaar terugwerkende kracht toestaat voor een verzoek om loskoppeling. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de ingangsdatum van het verzoek om loskoppeling in 2017 moest worden gehanteerd. De Raad overwoog dat de brief van 17 februari 2017, waarin werd meegedeeld dat het verzoek niet in behandeling werd genomen, een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontbreken van een bezwaarclausule maakte dit niet anders. De Raad oordeelde dat appellante niet tijdig de benodigde verklaring van haar onderwijsinstelling had overgelegd en dat de gevolgen van het zoekraken van deze verklaring voor haar rekening kwamen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.