ECLI:NL:CRVB:2022:2410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2022. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 september 2020. Dit besluit handhaafde de eerdere beslissing van het Uwv van 18 maart 2020, waarin werd geweigerd om aan de appellant per 30 maart 2018 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2022, waar de appellant werd bijgestaan door mr. F. Ayan en het Uwv vertegenwoordigd was door R.D. van den Heuvel, heeft de Raad de gronden van het hoger beroep besproken. De appellant stelde dat hij op cognitief gebied, zelfstandigheid en handelingstempo meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. Echter, deze stelling werd niet onderbouwd met medische stukken. De Raad concludeerde dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen en de informatie van de behandelend psychologen geen aanknopingspunten boden voor de claims van de appellant.
Daarnaast werd de visie van de appellant dat hij meer beperkt was in verband met zijn rugklachten niet gevolgd, aangezien de medische onderzoeken dit niet ondersteunden. Ook de stelling van de appellant over de ernst van zijn slaapproblemen werd niet onderbouwd, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een urenbeperking. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een veroordeling in de proceskosten af, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.