ECLI:NL:CRVB:2022:2515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- M.C.G. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.M. Dragtenstein, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 22/2441 BABW. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit verzuim niet tijdig hersteld. Daarnaast bevatte het ingediende beroepschrift geen gronden, wat ook in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van appellante kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De gronden zijn pas na de deadline ingediend, zonder dat er een geldige reden voor het verzuim is aangetoond. Hierdoor heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift verzet aantekenen.