ECLI:NL:CRVB:2022:2516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens gebrek aan blijvende behoefte aan permanent toezicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, de vader van een kind met de stofwisselingsziekte tyrosinemie, had een aanvraag ingediend bij het CIZ voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er weliswaar sprake was van een lichamelijke handicap, maar dat er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid was. Deze afwijzing was gebaseerd op medische adviezen van 5 november 2019 en 1 mei 2020.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had waarom de medische adviezen van het CIZ niet in twijfel konden worden getrokken. De Raad merkte op dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe medische stukken had overgelegd die de eerdere adviezen konden weerleggen. Bovendien werd vastgesteld dat het kind in staat was om op relevante momenten om hulp te vragen, wat in strijd was met de vereisten voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid volgens de Wlz.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.