ECLI:NL:CRVB:2022:2520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering van appellante door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante was ingeschreven op een brp-adres, maar na een huisbezoek door controleurs op 23 oktober 2020, concludeerde de minister dat zij daar niet woonde. De minister herzag de studiefinanciering met terugwerkende kracht naar 1 oktober 2019 en vorderde een bedrag van € 2.786,61 terug. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde haar beroep ongegrond. Appellante stelde dat de controleurs een verkeerde indruk hadden gekregen van haar woonsituatie, omdat de dochter van de hoofdbewoner op het punt stond te verhuizen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende bewijs boden voor de conclusie dat appellante niet op het brp-adres woonde. De Raad oordeelde dat de minister zijn besluiten op de juiste feiten had gebaseerd en dat de herziening van de studiefinanciering gerechtvaardigd was. De Raad wees ook op het feit dat appellante geen wezenlijk nieuwe gronden had aangevoerd in hoger beroep.