Uitspraak
22.788 WIA
OVERWEGINGEN
auto-ongeval gehad.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die tot 1 april 2018 als administratief medewerkster werkte, meldde zich ziek na een auto-ongeval en ontving vanaf 1 mei 2018 een WW-uitkering. Na een beoordeling door een arts van het Uwv op 14 december 2020, werd vastgesteld dat appellante beperkt was in haar functioneren, maar dat zij op de datum in geding, 11 december 2020, minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv weigerde daarom de WIA-uitkering.
Appellante voerde aan dat haar gezondheidstoestand op de datum in geding ernstig was verslechterd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar rugklachten en psychische problemen. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuiste psychische toestand had aangenomen op de datum in geding. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellante om haar beperkingen aannemelijk te maken. De Raad volgde het oordeel van de rechtbank en het Uwv dat de medische situatie van appellante op de datum in geding niet zodanig was dat een WIA-uitkering gerechtvaardigd was. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.