In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2022, waarin haar beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer gegrond verklaard, maar de dwangsom vastgesteld op € 322,-. Appellante was van mening dat de dwangsom niet correct was berekend en verzocht om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank niet heeft geoordeeld over het verzoek van appellante om schadevergoeding. De Raad heeft de redelijke termijn beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet is overschreden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze niet op het verzoek om schadevergoeding is beslist en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellante vergoedt.