In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als verkoopmedewerker werkte, meldde zich op 27 november 2015 ziek met rugklachten. Het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant met ingang van 24 november 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de uitkering. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het rapport van de psychiater F.B. van der Wurff heeft gevolgd, omdat deze geen gebruik heeft gemaakt van een tolk, terwijl appellant daar expliciet om had gevraagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht het deskundigenrapport heeft gevolgd. De deskundigen hebben zorgvuldig onderzoek verricht en de conclusies zijn goed gemotiveerd. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om een nieuwe deskundige te benoemen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 december 2022.