ECLI:NL:CRVB:2022:2639

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
20/2621 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis. Appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Hoesenie, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2020. Het college had in een nieuw besluit de eerder opgelegde boete verlaagd naar € 906,13. Op 14 juni 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep.

De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 1.082,- voor bezwaar, € 759,- voor beroep en € 759,- voor hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.600,-. De Raad heeft het college veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.J. Janssen, met P.A.M. Hulsdouw als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 december 2022
20/2621 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2020, 20/167 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Hoesenie, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft in een nieuw besluit de boete verlaagd naar € 906,13.
Bij brief van 14 juni 2022 heeft mr. Hoeseni namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld is dat het hoger beroep namens appellant is ingetrokken omdat in een nieuw besluit de boete is verlaagd naar € 906,13.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 759,- in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) P.A.M. Hulsdouw