ECLI:NL:CRVB:2022:2681

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
21/79 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F.R. Heijstek, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 november 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep, waarbij de Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 juni 2022 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. Appellante heeft het hoger beroep op 18 juli 2022 ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft geoordeeld dat, nu het Uwv aan appellante is tegemoetgekomen, het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.656,50 voor verleende rechtsbijstand, € 97,95 voor reiskosten, en deskundigenkosten van in totaal € 1.899,67, wat leidt tot een totale proceskostenveroordeling van € 4.654,12. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 december 2022
21/79 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWest-Brabant van 26 november 2020, 20/1013 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. F.R. Heijstek hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 18 juli 2022 heeft mr. Heijstek namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht haar te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft op 27 juli 2022 een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van appellante heeft op het verweerschrift gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. De Raad stelt vast dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 juni 2022 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
3. Omdat het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase al bij besluit van 9 januari 2020 heeft toegekend, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten. Omdat aan appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.1.
De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.518,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en € 1.138,50 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor de zienswijze) met een waarde per punt van € 759,-. Deze kosten bedragen in totaal € 2.656,50.
4.2.
Het Uwv heeft gesteld dat de door appellante gemaakte reiskosten, zoals vermeld op het proceskostenformulier voor vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten bedragen in totaal € 97,95.
4.3.
Er bestaat ook aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het door haar inschakelen van de medisch deskundige M.M.F. Timmerhuis en de arbeidsdeskundige A.M.R.A. Nuijten. Appellante heeft in beroep een medisch rapport van verzekeringsarts Timmerhuis van 2 maart 2020 en in hoger beroep een reactie van Timmerhuis van 27 januari 2021 ingezonden. Appellante heeft in hoger beroep een rapport van arbeidsdeskundige Nuijten van 22 april 2022 ingezonden. De vergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Het Uwv wordt gevolgd in het standpunt dat alleen de uren van de (medisch) adviseurs voor vergoeding in aanmerking komen tegen het in het Bts vermelde uurtarief. Op grond van het Bts bedraagt het uurtarief in het jaar 2020 € 129,63, in het jaar 2021 € 134,04 en in het jaar 2022 € 136,19.
- De vergoeding van de kosten van het door Timmermans opgemaakte rapport van
2 maart 2020 wordt als volgt berekend: 360 minuten = 6 uur x €129,63 = € 777,78.
- De vergoeding van de kosten van het door Timmermans opgemaakte rapport van
27 januari 2021 wordt als volgt berekend: 50 minuten = 0,83 uur x € 134,04 = € 111,25.
- De vergoeding van de kosten van het door Nuijten opgemaakte rapport wordt als volgt berekend: 5 uur x € 136,19 = € 680,95.
Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Dat is in dit geval 21%. De omzetbelasting wordt vastgesteld op een bedrag van € 329,69. De vergoeding voor de kosten van de medisch adviseur en de arbeidsdeskundige bedraagt in totaal dus € 1.899,67.
5. De totale proceskostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, reiskosten en deskundigenkosten, bedraagt €4.654,12.
6. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.654,12.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.C.G. van Dijk