ECLI:NL:CRVB:2022:2681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F.R. Heijstek, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 november 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep, waarbij de Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 juni 2022 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. Appellante heeft het hoger beroep op 18 juli 2022 ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.
De Raad heeft geoordeeld dat, nu het Uwv aan appellante is tegemoetgekomen, het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 2.656,50 voor verleende rechtsbijstand, € 97,95 voor reiskosten, en deskundigenkosten van in totaal € 1.899,67, wat leidt tot een totale proceskostenveroordeling van € 4.654,12. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2022.