ECLI:NL:CRVB:2022:2686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en ZW-uitkering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank de stellingen van het Uwv onvoldoende gemotiveerd heeft beoordeeld en dat er een gebrek aan beroepsmatige medische deskundigheid was. De Raad oordeelt echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest en dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die de conclusies van de verzekeringsartsen zou kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Daarnaast is er ook een geschil over de weigering van een ZW-uitkering, die eveneens door de Raad wordt bevestigd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraken worden bevestigd.