ECLI:NL:CRVB:2022:269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene bijstand levensonderhoud en bedrijfskapitaal op grond van het Bbz 2004
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor algemene bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet kon aantonen dat zijn bedrijf levensvatbaar was. Het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân had zich laten adviseren door twee instanties, die beiden concludeerden dat de benodigde omzet voor een levensvatbaar bedrijf niet haalbaar was. De appellant had geen concrete gegevens overlegd om zijn stelling te onderbouwen dat hij de benodigde omzet zou kunnen behalen, ondanks de adviezen van de betrokken adviesbureaus.
De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de levensvatbaarheid van het bedrijf bij de appellant ligt. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de levensvatbaarheid moet plaatsvinden op het moment van de aanvraag en dat ontwikkelingen daarna niet relevant zijn. De Raad concludeerde dat het college zich terecht had gebaseerd op de adviezen van de deskundige instanties en dat er geen reden was om aan de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van deze adviezen te twijfelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.