ECLI:NL:CRVB:2022:2728
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 20 mei 2022 het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond verklaard, maar het beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. De gewijzigde beslissing op bezwaar, die in de plaats kwam van de eerdere beslissing, stelde appellant vanaf 24 april 2018 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde, waren in essentie dezelfde als die in de eerdere procedure. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 december 2020 inzichtelijk maakte welke verbeteringen in de belastbaarheid te verwachten waren na behandeling van de psychische klachten van appellant.
Daarnaast werd het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelde dat, gezien de vastgestelde volledige arbeidsongeschiktheid, een schadevergoeding niet aan de orde was. Ook was er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer de beslissing ondertekenden.