ECLI:NL:CRVB:2022:2739

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
20/2220 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen CIZ

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ had op 27 januari 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen. Op 28 april 2022 heeft mr. Kleerekooper namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het CIZ. Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Awb, indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Aangezien het CIZ met de herziene beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, heeft appellante het hoger beroep ingetrokken. Het CIZ heeft in een brief van 4 juli 2022 aangegeven akkoord te gaan met een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft geoordeeld dat het CIZ veroordeeld moet worden in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 1.518,- in beroep en € 1.138,50 in hoger beroep, wat leidt tot een totaalbedrag van € 3.738,50. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het CIZ wenden. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 december 2022
20/2220 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
1 mei 2020, 19/1506 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.B. Kleerekooper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft op 27 januari 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 28 april 2022 heeft mr. Kleerekooper namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten.
Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met de herziene beslissing op bezwaar van 27 januari 2022 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Bij brief van 4 juli 2022 heeft het CIZ laten weten akkoord te gaan met een proceskostenveroordeling.
De Raad ziet aanleiding het CIZ te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 1.518,- in beroep en € 1.138,50 in hoger beroep.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het CIZ in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.738,50.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom