Uitspraak
Datum uitspraak: 21 december 2022
20/2900 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 juli 2020, 19/3032 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. A. van ‘t Laar verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft te kennen gegeven dat hij geen gebruik zal maken van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen tegen het verzoek om vergoeding van proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Er bestaat aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom