ECLI:NL:CRVB:2022:2830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van een besluit inzake Wajong-uitkering zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1996, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. Appellante had eerder een aanvraag ingediend die ook was afgewezen, en haar verzoek om terug te komen van dit besluit werd door het Uwv afgewezen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, en appellante ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 november 2022 heeft appellante haar standpunt herhaald dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft echter betoogd dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat de eerdere besluiten zorgvuldig waren genomen en dat er geen aanleiding was om van deze besluiten terug te komen.
De Raad heeft verder vastgesteld dat de door appellante overgelegde informatie niet leidde tot de conclusie dat er sprake was van een Amber-situatie, waarbij een toegenomen arbeidsongeschiktheid zou moeten worden erkend. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.