In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvraag op 22 december 2015 afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 15 juni 2017.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit ondeugdelijk is. De Raad heeft psychiater J.K. van der Veer als deskundige benoemd, die op 16 maart 2020 een rapport heeft uitgebracht. Op basis van dit rapport heeft het Uwv besloten om appellant alsnog een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. Later heeft het Uwv, na aanvullend rapport van de psychiater, ook een IVA-uitkering toegekend.
De Raad heeft vastgesteld dat de procedure te lang heeft geduurd, met een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaar. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,-, waarvan € 2.400,- door de Staat en € 100,- door het Uwv aan appellant moet worden betaald. Daarnaast zijn er proceskosten vergoed aan zowel appellant als de werkgeefster. De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv vernietigd en de zaak in het voordeel van appellant beslist.