ECLI:NL:CRVB:2022:337

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
20/1426 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Ham, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 28 januari 2021 een nieuwe beslissing genomen, waarop appellante op 12 maart 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, omdat het Uwv met zijn beslissing geheel aan haar bezwaren tegemoet was gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep niet was ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar die geheel of gedeeltelijk tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen nieuwe beslissing had genomen die aan de bezwaren van appellante tegemoetkwam, en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is gedaan op 3 februari 2022 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 februari 2022
20/1426 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
12 februari 2020, 19/1613 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.A. van Ham, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 28 januari 2021 een nieuwe beslissing genomen.
Bij brief van 12 maart 2021 heeft mr. van Ham namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het beslissing van
28 januari 2021 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Het Uwv heeft zich in zijn brief van 7 april 2021 op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Het Uwv heeft daartoe aangevoerd dat zij naar aanleiding van het ingediende hoger beroepschrift geen nieuwe beslissing heeft afgegeven waarmee geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante.
Met het Uwv is de Raad van oordeel dat het hoger beroep van appellante niet is ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar waarbij geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Het verzoek om een proceskostenveroordeling dient dan ook te worden afgewezen, omdat geen sprake is van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
GdJ