ECLI:NL:CRVB:2022:363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft de deskundige L. Greveling-Fockens benoemd om de medische beperkingen van appellante te beoordelen. In haar rapport van 12 april 2021 concludeert de deskundige dat appellante meer beperkt is dan eerder aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 februari 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen overgenomen in een nieuwe FML van 15 augustus 2021. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De totale proceskosten worden begroot op € 3.036,-, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 174,- vergoeden.