Uitspraak
20 3082 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
23 februari 2022.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als parkeerwachter werkte, had zich op 17 oktober 2016 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad beoordeelt of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen, waaronder psychische klachten en fysieke aandoeningen. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellant en dat de FML adequaat is vastgesteld. De rechtbank heeft de gronden van appellant in de eerdere uitspraak afdoende besproken en de Raad onderschrijft dit oordeel.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vastgesteld die tot een ander oordeel zouden leiden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.