ECLI:NL:CRVB:2022:41
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van appellante met reumatoïde artritis in het kader van de Wajong
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het arbeidsvermogen van appellante, die lijdt aan reumatoïde artritis, in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij niet in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellante wel degelijk over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante op een inzichtelijke wijze hebben weergegeven en voldoende onderbouwd hebben dat zij ondanks deze beperkingen in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar is. De rechtbank heeft ook de informatie van de behandelend reumatologen in de oordeelsvorming betrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep grotendeels als herhalingen van eerdere beroepsgronden beschouwd en heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De arbeidsdeskundige heeft overtuigend gemotiveerd dat appellante in staat is om receptiewerkzaamheden uit te voeren, waarbij regelmatige houdingswisseling mogelijk is. De Raad concludeert dat er geen medische beperkingen zijn die het vervullen van deze taak belemmeren, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank.