ECLI:NL:CRVB:2022:418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante met ingang van 1 mei 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft toegekend. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien partijen zijn overeengekomen dat de kosten voor verleende rechtsbijstand en reiskosten door het Uwv worden vergoed.
De zaak werd behandeld op de zitting van 6 januari 2022, waar partijen niet zijn verschenen. De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De totale kostenvergoeding is vastgesteld op €3.749,42, inclusief griffierecht en andere kosten, maar de eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverzekeraar wordt niet vergoed, omdat dit niet is voorzien in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 17 februari 2022 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de Raad het Uwv heeft veroordeeld in de kosten van appellante tot het genoemde bedrag. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.