ECLI:NL:CRVB:2022:418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
19/2615 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante met ingang van 1 mei 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft toegekend. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien partijen zijn overeengekomen dat de kosten voor verleende rechtsbijstand en reiskosten door het Uwv worden vergoed.

De zaak werd behandeld op de zitting van 6 januari 2022, waar partijen niet zijn verschenen. De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De totale kostenvergoeding is vastgesteld op €3.749,42, inclusief griffierecht en andere kosten, maar de eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverzekeraar wordt niet vergoed, omdat dit niet is voorzien in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan op 17 februari 2022 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de Raad het Uwv heeft veroordeeld in de kosten van appellante tot het genoemde bedrag. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 februari 2022
19/2615 ZW, 19/2617 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 mei 2019, 18/1307 en 18/2792 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 5 januari 2022 heeft mr. Theeuwen-Verkoeijen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 6 januari 2022, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv aan appellante met ingang van 1 mei 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft toegekend.
Partijen zijn overeengekomen dat de kosten voor verleende rechtsbijstand, begroot op € 3.738,- en de reiskosten tot een bedrag van €11,42, door het Uwv worden vergoed. Het Uwv zal ook het bedrag aan griffierecht van €183,- vergoeden.
Appellante heeft tevens verzocht om vergoeding van de te betalen eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverzekeraar. Het Uwv is echter niet bereid om de door appellante verschuldigde eigen bijdragen te vergoeden, omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), daarin niet voorziet.
Nu het Uwv niet heeft betwist dat aan appellante is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken zoals partijen zijn overeengekomen. In aanvulling daarop wordt het volgende overwogen.
In de bijlage bij het Besluit wordt een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de te betalen eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverzekeraar, zoals door appellante is verzocht, is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
De totale kostenvergoeding bedraagt €3.749,42.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.749,42;
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) E.X.R. Yi