ECLI:NL:CRVB:2022:499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van ouderdomspensioen in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen van appellant, die sinds februari 2010 een AOW-pensioen ontving naar de norm voor ongehuwden. Appellant meldde op 23 mei 2018 aan de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat hij samenwoonde met zijn partner X, met een ingangsdatum van 22 februari 2016. De Svb voerde een onderzoek uit naar de leefsituatie van appellant, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Dit resulteerde in een aanpassing van het pensioen naar de norm voor gehuwden en een terugvordering van € 7.363,55 over de periode van maart 2016 tot en met mei 2018.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de regels van de AOW niet anders konden worden uitgelegd, ongeacht het feit dat appellant in Suriname woont. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb terecht het ouderdomspensioen had herzien en de terugvordering had ingesteld. Appellant had geen dringende redenen aangevoerd om van de terugvordering af te zien, en de opgelegde boete van € 1.840,89 voor het te laat melden van de gezamenlijke huishouding werd eveneens bevestigd. De Raad benadrukte dat de beoordeling van een gezamenlijke huishouding gebaseerd moet zijn op objectieve criteria, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen niet van belang zijn.