ECLI:NL:CRVB:2022:527

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
19/1205 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 juli 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De Raad heeft vervolgens geoordeeld over de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv door de rechtbank al was veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep. De Raad heeft alleen nog te oordelen over de kosten die in bezwaar en hoger beroep zijn gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 541,- voor het bezwaar en € 2.277,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.818,-.

De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2022. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 maart 2022
19/1205 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
5 februari 2019, 17/1125 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.C. Scheermeijer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgehad op 9 september 2020. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 27 juli 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 17 augustus 2021 heeft mr. Scheermeijer namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 juli 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv door de rechtbank al is veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep, moet de Raad alleen nog oordelen over de in bezwaar en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bewaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
op € 541,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift) en € 2.277,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor de schriftelijke zienwijzen). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.818,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.818,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ