Uitspraak
17.619 WIA
OVERWEGINGEN
.Het Uwv heeft geen aanleiding gezien om zijn standpunt te wijzigen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster en haar recht op een IVA-uitkering op basis van de Wet WIA. De werkneemster was op 27 augustus 2015 arbeidsongeschikt en er was onduidelijkheid over de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom er een kans op verbetering van de belastbaarheid van de werkneemster was. De Centrale Raad heeft deze overwegingen bevestigd en vastgesteld dat partijen het eens waren over de mate van arbeidsongeschiktheid, maar niet over de duurzaamheid ervan. De Raad oordeelde dat het Uwv niet had aangetoond dat de werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dat er geen deugdelijke motivering was gegeven voor de veronderstelling dat haar situatie zou verbeteren door vermindering van medicatie of behandeling in een gespecialiseerd instituut. Daarom heeft de Raad het besluit van het Uwv herroepen en de werkneemster met terugwerkende kracht recht gegeven op een IVA-uitkering vanaf 27 augustus 2015. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, en werden proceskosten toegewezen aan de werkneemster.