ECLI:NL:CRVB:2022:59

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
19/4327 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep in Wmo-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A. Bijlsma, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Het hoger beroep werd ingesteld naar aanleiding van een eerdere afwijzing van een aanvraag voor een indicatie voor het vervoer van een demontabele scootmobiel. Tijdens de zitting op 24 maart 2021 heeft appellante via een telefoonverbinding deelgenomen, terwijl mr. Bijlsma via videobellen aanwezig was. Het college werd vertegenwoordigd door mr. G.A.A.M. de Kort. Na de zitting heeft het college op 29 april 2021 een nieuwe beslissing genomen, waarbij het een elektrische rolstoel in bruikleen heeft verstrekt aan appellante. Appellante heeft vervolgens haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 6 januari 2022 geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen. De Raad overweegt dat het hoger beroep niet is ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar, maar omdat het college een nieuwe beslissing heeft genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van de wet, omdat de beslissing van het college niet is genomen op basis van de bezwaren die appellante in het hoger beroep heeft aangevoerd. De Raad heeft de zaak gesloten zonder verder onderzoek ter zitting, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 6 januari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 januari 2022
19/4327 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 augustus 2019, 17/7987 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. Bijlsma hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021. Appellante heeft via een telefoonverbinding aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door mr. Bijlsma, die via videobellen aan de zitting heeft deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A.A.M. de Kort.
De Raad heeft het onderzoek geschorst.
Bij brief van 3 mei 2021 heeft het college de Raad meegedeeld dat het college bij besluit van 29 april 2021 naar aanleiding van de ter zitting van de Raad ingediende aanvraag in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening in de vorm van een elektrische rolstoel in bruikleen heeft verstrekt. Na selectie en levering van de elektrische rolstoel door de rolstoelleverancier en na de ondertekening van de bruikleenovereenkomst zal het college de indicatie ‘rolstoeltaxi’ aan de collectief vervoerder doorgeven.
Bij brief van 21 mei 2021 heeft mr. Bijlsma namens appellante gemeld dat appellante akkoord gaat met de verstrekking van de elektrische rolstoel en de indicatie voor rolstoeltaxi-vervoer. Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Van tegemoetkomen is sprake indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken nadat het college op 29 april 2021 een beslissing heeft genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, te weten de aanvraag van appellante op 24 maart 2021 voor een elektrische rolstoel, die heeft geleid tot een nieuw onderzoek door het college. Het hoger beroep is dus niet ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar waarbij geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Het in hoger beroep ingetrokken bestreden besluit zag immers op de afwijzing van de aanvraag van 27 maart 2017 om een indicatie voor het vervoer van haar demontabele scootmobiel in aansluiting op het aan appellante toegekende
Wmo-taxivervoer.
Het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante af.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 januari 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude