ECLI:NL:CRVB:2022:591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschil over visuele belasting
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 maart 2022 uitspraak gedaan. Appellante, die als leerkracht in het speciaal onderwijs werkte, had zich ziek gemeld na een vuurwerkongeval dat leidde tot ernstig oogletsel. Na haar ziekmelding heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een medische beoordeling die concludeerde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante betwistte deze beoordeling, met name de conclusie dat zij na elk kwartier visueel belastend werk vijf minuten pauze moest nemen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante en het Uwv zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De Raad concludeerde dat de door appellante ingebrachte informatie van haar verzekeringsarts Draaijer niet voldoende was onderbouwd en dat de door hem geadviseerde pauzes niet objectief konden worden vastgesteld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellante een WIA-uitkering toe te kennen. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.