ECLI:NL:CRVB:2022:615

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
20/807 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De zaak betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard, omdat er geen procesbelang meer aanwezig was. De partijen, de erven van appellant en het college, hebben beiden aangegeven dat zij instemmen met het voorstel van het college om het resterende terugvorderingsbedrag van € 3.839,70 kwijt te schelden. Dit werd bevestigd in e-mailberichten van 11 en 14 maart 2022, waarin werd aangegeven dat de erven afstand doen van hun recht op terugbetaling van reeds betaalde gelden. Hierdoor was er geen geldelijk belang meer voor beide partijen om de procedure voort te zetten.

De zitting vond plaats op 15 maart 2022, maar geen van de partijen was verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft op basis van de mededelingen van de gemachtigden van beide partijen besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overweging dat beide partijen afstand hebben gedaan van hun vorderingen, wat leidt tot finale kwijting over en weer. De griffier, B. Beerens, heeft het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak opgemaakt, dat door J.L. Boxum is getekend.

Uitspraak

20.807 PW-PV, 20/808 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 januari 2020, 19/2986 en 19/5076 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 15 maart 2022
Zitting heeft: J.L. Boxum
Griffier: B. Beerens
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 maart 2022. Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. De beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij e-mailbericht van 11 maart 2022 is namens het college medegedeeld dat het voorstel is gedaan om het resterende terugvorderingsbedrag van € 3.839,70 kwijt te schelden.
Bij e-mailbericht van 14 maart 2022 heeft de gemachtigde van appellant medegedeeld dat hij van de erven van zijn client vernam dat zij kunnen instemmen met het voorstel van het college. Voorts vermeldt de gemachtigde dat zijn client afstand doet van zijn recht op terugbetaling van reeds betaalde gelden, dat partijen aldus beiden afstand doen van hun vorderingen tegen finale kwijting over en weer, dat het gevolg van bovenstaande is dat geen van partijen nog een geldelijk belang heeft in het voortzetten van de procedure en dat zijn cliënt in beide procedures niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.
De gemachtigde vraagt niet-ontvankelijkheid uit te spreken op bovengenoemde gronden.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. Beerens (getekend) J.L. Boxum