ECLI:NL:CRVB:2022:62
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die als sectieoperator werkte, had zich op 23 mei 2016 ziek gemeld na een auto-ongeval. In het kader van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv vastgesteld dat hij met inachtneming van zijn beperkingen belastbaar is, en heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 61,92%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat er geen zorgvuldige medische beoordeling heeft plaatsgevonden en dat zijn beperkingen onvoldoende zijn erkend.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de informatie die appellant heeft overgelegd geen aanleiding gaf om aan de belastbaarheid te twijfelen. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellant opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.