ECLI:NL:CRVB:2022:623

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
19/2547 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake IVA-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 juni 2020, waarbij haar per 1 april 2019 een IVA-uitkering is toegekend, maar later ingetrokken. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek om proceskostenveroordeling is afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv niet tegemoetgekomen is aan appellante in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing van het Uwv van 16 juni 2020 betreft een andere datum dan het besluit waarop de aangevallen uitspraak betrekking heeft, namelijk de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 18 januari 2018. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kan worden toegewezen, omdat de intrekking van het beroep niet voortkwam uit een tegemoetkoming van het bestuursorgaan. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 maart 2022
19/2547 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
26 april 2019, 18/3302 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.L. Soedamah, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Op 30 juli 2021 heeft mr. Soedamah namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep onder verwijzing naar een besluit van het Uwv van
16 juni 2020, waarbij aan appellante per 1 april 2019 een IVA-uitkering is toegekend, ingetrokken. De beslissing van 16 juni 2020 ziet op een andere datum dan het besluit waarop de aangevallen uitspraak betrekking heeft. In de aangevallen uitspraak gaat het om de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 18 januari 2018. Het Uwv is met de beslissing van 16 juni 2020 niet aan appellante tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb. De Raad is dan ook van oordeel dat het verzoek om proceskostenveroordeling dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ